Wat is nu gezond pubergedrag, hoe irritant misschien ook, en wat is gedrag dat echt niet door de beugel kan. Dit is natuurlijk voor iedereen verschillend. Dit heeft namelijk te maken met wie jij bent als persoon, als ouder. Iedereen heeft een eigen rugzak, een eigen referentiekader, van waaruit je handelt. Dit maakt dat het lastig is om een duidelijke grens te trekken tussen acceptabel en irritant gedrag tegenover niets acceptabel en grensoverschrijdend gedrag.
In deze les ontvang je meer informatie over pubergedrag in het algemeen en wat volgens te wetenschap ‘gezond’ pubergedrag is en wat niet.
Belangrijk is dat jij er voor jezelf dingen uit gaat halen en gaat nadenken over wat jij wel acceptabel en niet-acceptabel gedrag vindt.
Veel van het ‘gezonde pubergedrag’ hangt ook samen met de verwerking van alle veranderingen in het puberbrein. Dit kan namelijk zorgen voor onrust en chaos. Dit maakt dat jouw verwachtingen van je puber niet in lijn liggen met dat wat je puber al kan. Omdat het brein zo in ontwikkeling is, is het niet altijd haalbaar om aan verwachtingen te voldoen, simpelweg om dat het nog niet ontwikkeld is in het brein. Omgaan met een puber in de puberteit vraagt veel geduld en de wetenschap dat je puber het niet persoonlijk bedoeld.
Belangrijk om mee te beginnen: Je puber is geen kind meer waar je alles voor moet regelen en die je alles nog kan vertellen.
Een puber beschouwd zijn vrienden als belangrijk. Ouders zijn niet meer degene die alles weten en dit betekent dat hij niet alles meer van je zal aannemen. Hij wil op zijn eigen benen leren staan, wil verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Al is hij daar nog niet altijd al toe. Er komt meer kijken bij zelfstandig zijn en verantwoordelijkheid nemen dan je puber kan zien. Het is een proces van tegenstrijdigheden voor jou. Je wilt tegemoetkomen aan hetgeen wat je puber wil, maar ziet ook dat hij het nog niet aankan. Gevolg: een ingewikkeld proces waarbij je constant op zoek bent naar het vinden van een balans. Elke dag opnieuw ontdekken wat kan wel en wat niet.
Dit betekent dus dat je puber je aan de ene kant nog nodig heeft en dingen met je wil doen en aan de andere kant dat hij met rust gelaten wil worden en dat jij je niet meer zoveel met hem bemoeid.
Hij heeft jouw nabijheid nodig, maar wil zichzelf daarin niet kwijtraken.
Hij wil vertellen wat er speelt, maar wil zich niet kwetsbaar opstellen.
Hij heeft en wil je hulp, maar wil ook zelfstandig dingen oplossen.
Het aantrekken en afstoten is een proces van tegenstrijdige gevoelens. Dit maakt dat je puber op het ene moment vrolijk, gezellig en behulpzaam is en een moment daarna plotseling omslaat in boosheid, frustratie en verdriet. Vaak omdat ze het gevoel hebben dat jij hen niet begrijpt.
Het loskomen van ouders is één van de belangrijkste taken van een puber in de puberteit. Ze zijn immers geen kind meer, maar ook nog geen volwassene. Het is eigenlijk de voorbereiding op het moment dat ze het nest verlaten. Daar waar je als ouders de eerste jaren van het leven nog echt bemoeide met het leven van je kind, ga je nu stap voor stap naar een gezinssituatie waar iedereen zijn eigen ding doet en op momenten wel tijd samen spendeert. Dat loskomen van ouders is dus typisch pubergedrag. Zeker als je als ouder het toch wel lastig vindt om je kind los te laten en daarom veel op de huid zit, kan dit zorgen voor behoorlijk wat gedoe met je puber. Dit heeft er met name mee te maken dat je er te veel bovenop zit en dat is juist wat je puber niet (meer) wil.
Wat zijn nu, naast loskomen van ouders, nog meer voorbeelden van typische gedragingen van pubers?
Dit betekent niet dat je niet het gesprek aan mag gaan met je puber als je puber daar geen zin in heeft. Soms is het nodig. Vermijd onderwerpen als seks en relaties niet. Deze zijn belangrijk, maar moeten niet awkward worden. Dus maak het bespreekbaar op het moment dat je erover leest, op tv het onderwerp besproken wordt of begin over verliefdheid op spontaan moment samen.
Belangrijk is om met je puber in gesprek te blijven over de dingen die spelen. Wees duidelijk in wat acceptabel is en wat niet en wees hier ook consequent in. Maak afspraken met elkaar. Wees duidelijk.
Sta open voor de dingen die je puber meemaakt, zonder daar een oordeel aan te koppelen. Hoor je echt dingen die zorgelijk zijn? Bespreek dit dan met je puber, ook weer zonder oordeel. Of zoek professionele hulp via bijvoorbeeld de huisarts.
Luister naar je gevoel. Wanneer je het gevoel hebt dat bepaald gedrag niet meer ‘normaal’ is en zorgt voor patronen. Informeer dan bij een professional.